Zijn komst was thuis al aangekondigd. Mijn vader had het er al uitvoerig met mijn moeder over gehad. Ik had de gesprekken over een hele oude auto, die ze ‘de 190’ noemden, vanaf de achterbank van onze 505 GTI gevolgd. Hij was nog ouder dan de stoffige 301 die tot kort daarvoor nog op die plek in de garage had gestaan en waar ik uren in had gespeeld. Achter het grote stuurwiel gezeten en tussen de muizenkeutels, want op het laatst had een hele muizenfamilie intrek genomen in de achterbank, kon ik mijn fantasie de vrije loop laten. Tijdens deze denkbeeldige kilometers en avonturen is de passie voor het merk ontstaan. Maar van een 190 kon ik mij op dat moment nog geen voorstelling maken.
Nu stond de 190 van het type S ineens thuis in de garage. Hij stond fier op zijn wielen te pronken. Donkerrood, het reservewiel op de treeplank en een thermometer op de radiateur. Een claxon in de vorm van een koperen knijptoeter en een blinkende koperen radiateur. En blinken deed het koper, dat kan je wel aan mijn vader overlaten. Ik vond het maar een klein autootje in vergelijking met de afmetingen van een 301 uit 1933.
De 190 kreeg al snel een nieuwe droge plek in een andere garage waar de muizenfamilie niet kon komen. De deurpanelen waren met doek bespannen en daar moest met zorg mee worden opgegaan. Niet met de deuren slaan! Om de auto te starten moest hij een flinke slinger krijgen en dat alleen al was een heel avontuur. De frisse lucht kwam via de voorruit die je naar voren kon klappen. De ruitenwisser moest je zelf bedienen via een zwengel aan de binnenkant en de knijptoeter werd tot vermaak van het hele dorp veelvuldig gebruikt. Tijdens een van de eerste ritjes zat ik op de achterbank en dwaalde mijn blik naar beneden. De houten vloerdelen sloten niet helemaal op elkaar aan en ik kon de weg onder de auto door zien razen. Ik heb heel wat kilometers tussen de kieren van de vloerplanken getuurd. En zo bezorgde die 190 mij een hele nieuwe beleving van een oude auto.
Dit antieke exemplaar was een 190S met serienummer 405.674 en carrosserie kenmerk K.N.4 (conduite interieure). De auto had op 13 juni 1929 de fabrieken in Sochaux verlaten om afgeleverd te worden bij een Peugeot dealer in Carpentras, een Franse stad ten oosten van Avignon en Orange. Wat voor een soort leven de auto daarna heeft gekend is onduidelijk. De auto heeft niet veel geleden gezien de staat waarin de auto verkeerde. Eind jaren ’70 duikt de auto op in Baarle Hertog. Na een restauratie waarbij de motor goed onder handen werd genomen komt de auto weer te koop. Vervolgens koopt mijn vader de auto om hem vervolgens een paar jaar in de collectie te hebben. Daarna maakte de 190 deel uit van een deal met een Peugeot 403 van een collectioneur in Friesland en bevindt de auto, voor zover ik weet, zich nog steeds op Hollandse bodem.
Foto’s: Hans van der Velden