Opgroeien achter een Peugeot-garage en op vakantie naar Frankrijk: het is niet moeilijk om te begrijpen waar Sander May’s liefde voor Peugeot vandaan komt.
„De eerste zes jaar van mijn leven woonde ik achter de Peugeot-garage in Breezand waar mijn vader werkte. De liefde voor het merk zat er vroeg in en op mijn achttiende haalde ik mijn eerste auto uit Frankrijk. Vrienden kochten een Honda of een Golfje, ik een Peugeot 203 pick-up. Van voor tot achter rot met een scheur in het blok… Ik zette er een andere motor in en heb er toch nog behoorlijk wat mee gereden. Zo deed ik veel ervaring op.
Ik heb er aardigheid in om onderdelen in kleine series na te maken. Bij de 203 zit een ijzertje onder de zijramen dat na 50 jaar vaak is vergaan. Op verzoek van een Franse handelaar heb ik een serie gemaakt, maar die kon hij niet betalen. Misschien konden we ruilen? Op zijn erf trof ik deze 404 Coupé aan. Hij stond al jaren buiten en er zaten geen papieren bij. Ik ken de de auto al veel langer, als jongen heb ik op vakantie een fotoserie gemaakt van een exemplaar dat bij een Frans meer geparkeerd stond. Schitterend en elegant.
Er moest behoorlijk wat aan de Coupé gebeuren, maar een hopeloos project was het zeker niet. De motor was niet meer te redden, maar de koets viel mee. Ik beleef veel plezier aan repareren en restaureren, dus besloot ik samen met mijn vader de Coupé aan te pakken.
In vergelijking met een normale 404 is alles schaars en duur. Schermen zijn niet meer te krijgen. Veel plaatwerk is hersteld in plaats van vervangen. Een mooie grille kost 1100 euro, dus heb ik van twee slechte één goede gemaakt. Het spuitwerk deed de vakman. Negen jaar na de ruil had ik een mooie, goed rijdende Coupé!
Op de weg merk je dat ’t allemaal wat ouder is. Op snelheid heb je windgeruis en de wissers hebben een hele kluif aan regen. Maar zo’n motor met injectie loopt héél fraai, je kunt goed meekomen en er gewoon 130 mee rijden. Een fijn rijdende auto verpakt in die Coupé-lijnen, fantastisch toch?”
Dit artikel is overgenomen uit dagblad De Telegraaf. Tekst en foto Arno Lingerak